Plaatsen
- Hageven
- Limburg
- Pelterheggen
- Plateaux, de
zoetwatervissen in de irrigatieslootjes van een historisch vloeiweidencomplex
Thierry GAETHOFS, Luc STEEGMANS, Jan JEUCKEN, Jos EYKENS, René CEULEMANS, Rigo CEELEN, Patrick SCHUURMANS & Steven CALLAERS
Koninksemstraat 69
B-3700 Tongeren
Onderzoeksrapport. Uitgave Vissenwerkgroep LIKONA
96 p.
De Vissenwerkgroep voerde in 2004 maandelijks een visbemonstering uit op de boven- en ondersloot ind e 'Pelterheggen', een vloeiweidenreservaat gelegen in het grensoverschrijdende natuurgebied Plateaux-Hageven. Verspreid over 7 visdagen in de lente en (na)zomer van 2004 werden in de slootjes 11 vissoorten opgetekend. Voor beekvissen zoals Bermpje en Riviergrondel zijn de sloten van de Perterheggen een permanent leefgebied. Beide soorten reproduceren in de slootjes en alle levensstadia worden doorlopen. De aanwezigheid van de overige vissoorten, zoals Blank- en Rietvoorn, Alver, Kolblei, Snoek, Bittervoorn, Zonnebaars of Zeelt berust op toeval. Deze soorten geraken via drift vanuit de zwaaikom van het afwateringskanaal verzeild in de bevloeiingssloten van de de Pelterheggen. De uitwisseling van vis tussen de Grote spijssloot en de lager gelegen vloeiweiden verloopt overwegend unidirectioneel via de boven- en ondersloot. Op één plek is er een temporele, seizoenale migratie mogelijk in beide richtingen; Een waterinlaatpunt (slootkom) aan het uiteinde van de zwaaikom, dat sterk overschaduwd wordt met fors opschietende Gele lis, werd aangeduid als tijdelijk opgroeigebied voor juveniele Zeelt en Snoek. In het rapport wordt verder de demografie (jaarklassenverdeling, populatiegroei, conditiefactor en locatiegebonden, seizoenale schommelingen in de vangstaantallen) van het Bermpje extra onder de loep genomen.
Ook van de andere vissoorten wordt de populatiestructuur in het kort besproken. Naast vissen wordt ook aandacht geschonken aan waterplanten. Het vegetatietype van de bovensloot, waar Bermpje sterk domineert, behoort tot de associatie 'Egelskop-Pijlkruid' met Zwanebloem als aspectbepalende begeleidende soort. Ook het zeer zeldzame Doorgroeid fonteinkruid werd op één sloottracé ontdekt. Het visbestand op de zwaaikom werd opnieuw onderzocht. Er werd in 2004 opvallend meer Blankvoorn opgevist dan het jaar voorheen. Driekwart van het aantals-aandeel bestond uit Blankvoorn. In dit weelderig begroeide water werden ook enkele exemplaren van Bittervoorn en Vetje, 2 beschermde soorten, gevangen. De visstand in de zwaaikom en de grote aanvoersloot wordt beoordeeld als een Blankvoorn-Snoek-overgangstype viswater. Begeleidende soorten zijn Rietvoorn, Kolblei, Zeelt en Baars. Het vegetatietype van de zwaaikom behoort tot de associatie 'Witte waterlelie-Gele plomp' met Grof hoornblad als prominente begeleidende soort. Naast een compilatie van de gevangen zoetwatervissen in 2003 en 2004 werd ook een lijst opgesteld van opgemerkte water- en oeverplanten, amfibieën en reptielen (met onder meer Levendbarende hagedis), vogels en macro-invertebraten (waaronder enkele soorten Schrijvertjes en verder Zebramossel, Onechte paardenbloedzuiger en Amerikaanse rivierkreeft als meest markante bijvangsten).
De vele, hoog kwalitatieve actiefoto's van de gehanteerde bemonsteringstechnieken (schepnetten versus draagbare electrovisserij apparatuur), (detail)opnames van de geïnventariseerde micro- en mesohabitats, illustraties van de gevangen vissoorten en structuurvormende waterplanten en landschapsfoto's gemaakt tijdens verschillende seizoenen (zomer-winter) van het onderzochte natuurgebied, verschaffen de lezer een surplus aan informatie en maken van deze publicatie een eerste referentiewerk in Limburg voor veldichthyologie in natte Kleine Landschapselementen (KLE), zoals irrigatieslootjes in historische vloeiweiden. (TG)