Met of zonder magie, de eik mag terecht de "Koning van het Bos" genoemd worden. Hij groeit traag, kan honderden jaren oud worden en heeft een belangrijke functie voor zowel mens als dier.
Onderzoekers vonden in en rond de eik veertig zwammen, insecten, gallen …
Net als de beuk en de tamme kastanje is de eik lid van de familie van de napjesdragers. De eikels zitten immers in een napje.
In Limburg komt de zomereik (Quercus robur) het meeste voor. Je herkent hem aan het gelobde blad met kort steeltje.
De eikels zitten in hoedjes met lange steeltjes. Bij de wintereik (Quercus petraea) is het precies andersom: de bladeren hebben lange steeltjes, de eikelnapjes hebben geen steeltje. Om het verschil te onthouden bestaat een handig ezelsbruggetje: "Zomereik - bladeren Zonder steeltje, Wintereik - bladeren Wel een steeltje".
Een ander verschil zit hem in de takken: de zomereik is grillig, de takken van de wintereik zijn rechter.
Bescherming tegen het zand
De wintereik kom je minder vaak tegen in Limburg. Je vindt hem wel op landduinen, waar hij aangeplant werd om zandverstuiving tegen te gaan. De eiken werden op regelmatige basis afgezet tot net boven de grond. Zo ontstonden hakhoutstoven, met verschillende kleinere stammen die een dichter scherm vormden tegen het opstuivende zand.
Uiteraard bestaan er verschillende variëteiten van de inheemse eik. Vooral de zuilvormige eik (Quercus robur "Fastigiata"), waarvan een prachtig exemplaar staat in Diepenbeek, wordt al eens aangeplant op plaatsen met beperkte ruimte.
Amerikanen
Naast de inheemse eik vind je in Limburg heel wat Amerikaanse eiken (Quercus rubra). De naam zegt het al: deze boom is niet van hier en verschilt ook erg van "onze" eik. De bladeren zijn grof getand, hij groeit veel sneller en verkleurt vlammend roodbruin in de herfst. Amerikaanse eiken werden vaak aangeplant als laanboom, maar ze verspreiden zich erg snel, waardoor ze vandaag heel wat Limburgse bossen overheersen en als invasieve exoten worden bestreden.
"Den dikke" van Lummen
Limburgs beroemdste eik is de Duizendjarige Eik van Lummen. Hoewel hij nog niet helemaal 1.000 jaar is, klopt het wél dat een eik 1.000 jaar oud kan worden.
Er wordt gezegd dat een eik een jeugd heeft van 300 jaar, vervolgens is hij 300 jaar vitaal en gezond, waarna de aftakeling van 300 jaar begint. Zo kom je in de buurt van 1.000 jaar.
Maar dit is onder ideale omstandigheden en met veel geluk.
De Lummense dikke eik zit in de laatste fase: stel je eens voor wat hij al allemaal heeft meegemaakt!
Het volkslied "Waar in 't bronsgroen eikenhout, 't nachtegaaltje zingt" zet ons op een verkeerd spoor. Nachtegalen en eiken hebben "niets met elkaar". Of toch?
Als de nachtegaal al in een eik voorkwam, moet dat in een knoteik zijn geweest. De knoteik is geen aparte soort, maar een vorm van snoei. De takken worden afgezaagd op zo’n 1 à 2 meter hoogte.
Eiken knotten was zeer populair in West-Limburg. Het hout werd voor van alles en nog wat gebruikt: in de groentetuin, als brandhout, om bezemstelen te maken.
De beroemde Duizendjarige Eik ... is een knoteik.